Reflectie: Gestaltfilosofie en ego
Reflectie: Gestaltfilosofie en ego
Eerder schreef ik dat ik de spirituele dimensie mis in de Gestaltfilosofie van vooraanstaande Gestaltisten als Perls en Wollants. Ik citeerde Wollants visie op ego/persoonlijkheid en hoe zijn therapeutisch werk is gericht op het leren omgaan met de praktische uitdagingen van het leven “zonder geijkte en rigide patronen”. Een pragmatische focus op dit aardse leven die haaks staat op de oosterse wijsheidtradities waaraan Perls c.s. veel van hun inspiratie ontleenden [1].
Ik was verbaasd over Wollants’ beschrijving van het doel van Gestalttherapie. Het leek me te mager. Ik wil méér van het leven dan praktische uitdagingen oplossen, ik wil ervaren dat het leven zin heeft, dat wat ik doe zin heeft. Zoals ik Wollants begrijp vraag ik dan te véél van Gestalttherapie. Ik vroeg me af wat Gestalt te bieden heeft als het gaat over de grote vragen rondom lijden en sterven: denk aan het ondraaglijke lijden in Soedan of Gaza en dichterbij huis mensen die hun partner verliezen, een kind of hun gezondheid. Ik wil hier betekenis aan kunnen geven, en worstel daarmee. En ik vraag me af: zou ik hier zelf mee om kunnen gaan als het mij overkwam? Zou ik dan de kracht vinden om door te gaan met genieten van het leven?
Deze vragen riepen nog een angstige vraag bij me op: wat heb ik als Gestalttherapeut te bieden aan iemand die met een dergelijk diep verdriet steun bij mij zoekt? Ervaar ik zèlf steun van de Gestaltfilosofie? En welke steun zou ik een cliënt kunnen bieden die met dit soort diepe levenspijn bij me komt?
Ik besloot dit thema in te brengen bij de tweemaandelijkse bijeenkomst met Gestaltcollega’s, de NOP21 op 15 september j.l. en schreef een notitie in Gestaltflash om dit samenzijn voor te bereiden. Dankzij de collegiale uitwisseling op 15 september ervaar ik nu meer duidelijkheid over wat Gestalt wel en niet te bieden heeft.
Ik las in een boek van Brian O’Neill dat er vanouds twee visies op Gestalt naast elkaar bestaan: een westerse wetenschappelijke en fundamenteel materialistische visie á la Wollants en een bredere spirituele visie[2]. O’Neil beschrijft dat hij geregeld scheef werd aangekeken als hij tijdens een bijeenkomst met Gestaltcollega’s iets spiritueels inbracht. Dat past niet in Gestalt, was de boodschap aan hem. Wollants’ visie wordt kennelijk breder gedeeld.
Vanouds zoeken mensen naar betekenis van lijden en sterven in een spirituele overtuiging. Denk aan de grote wijsheid tradities, Boeddhisme, Christendom e.a. Deze levensbeschouwingen bieden uiteenlopende ideeën over hoe om te gaan met het lijden in en aan de wereld en hoe daaraan betekenis te geven[3]. Heeft de Gestaltfilosofie iets vergelijkbaars te bieden?
Perls c.s. hebben m.i. bewust gekozen voor een wetenschappelijke (en dus materialistische) invulling van de Gestaltfilosofie, waarin de spirituele dimensie bewust is weggelaten. In PHG werd de keuze gemaakt voor een zelf, niet voor een Zelf. Misschien is deze keuze ingegeven door de wens om Gestalt als wetenschap te positioneren, niet als spirituele levenshouding. Hoe dat ook zij, deze keuze roept voor mij de vraag op welke consequenties hieruit voortvloeien voor de omgang met vragen rondom lijden en sterven, en voor het proces van zingeving.
Eerder schreef ik dat ik de spirituele dimensie mis in de Gestaltfilosofie van vooraanstaande Gestaltisten als Perls en Wollants. Ik citeerde Wollants visie op ego/persoonlijkheid en hoe zijn therapeutisch werk is gericht op het leren omgaan met de praktische uitdagingen van het leven “zonder geijkte en rigide patronen”. Een pragmatische focus op dit aardse leven die haaks staat op de oosterse wijsheidtradities waaraan Perls c.s. veel van hun inspiratie ontleenden [1].
Tijdens de NOP21 van 15 september is gesproken over de vraag of Gestalt een levensvisie is (dus met een spirituele laag) of een specifieke methode voor psychotherapie. Op deze vraag kwam geen eenduidig antwoord. Een van de deelnemers merkte op dat Gestalt een levenshouding is. Op de vraag wat Gestalt te bieden heeft aan cliënten met grote levensvragen rond lijden en sterven leek er naar mijn idee min of meer overeenstemming te zijn dat de therapeut zijn of haar presentie te bieden heeft, en een ontmoeting van twee mensen die de pijn laten zijn.
Zo gezien heeft de Gestalttherapeut met zijn presentie iets belangrijks te bieden. Niet wezenlijk anders dan wat ieder mens te bieden heeft aan een ander mens in nood. Maar ik zie een meerwaarde van de Gestaltist als die heeft geleerd om niet te oordelen, om niet met zijn of haar eigen “oplossingen” te komen. En de helende kracht kent van samen present zijn met de pijn. Dat is wat een Gestalttherapeut kan bieden, als mens én als therapeut. Dit laat de vraag onbeantwoord of er méér mogelijk is.
Waar ik aan denk is dat het voor overtuigde Christenen helend kan zijn om samen te delen dat een overledene “bij God” is. Voor overtuigde Boeddhisten kan het steun geven te bedenken dat de overledene reïncarneert. En zo zijn er meer ondersteunende overtuigingen in verschillende wijsheid tradities. Dit is het terrein van priesters, dominees en andere spiritueel leiders. Ik vraag me af of een overlap denkbaar is met Gestalttherapie. Ik heb nog geen bevredigend antwoord op deze vraag.
Het is naar mijn idee niet de taak van een therapeut om zijn of haar overtuiging als steun op te dringen aan een cliënt. Integendeel, het werk van de therapeut bestaat naar mijn idee vooral uit aan het licht brengen van contact verstorende overtuigingen. Zo wordt de persoonlijkheid “soepeler”, zoals Wollants schrijft. Tegelijkertijd merk ik dat ik in mijn werk met cliënten geïnspireerd word door mijn levensovertuiging die in mijn geval zijn basis vindt in de Cursus in Wonderen. Ook zonder de Cursus te noemen zijn sommige van mijn interventies geïnspireerd door mijn levensovertuiging. Je kunt zeggen dat de cliënt in Gestalttherapie de hele persoon van de therapeut erbij krijgt. Een ontmoeting van mens tot mens. Dat roept voor mij de vraag op of het dan geen aanbeveling verdient om al in de intake met de cliënt iets uit te wisselen over beider levensovertuiging.
Tot slot wil ik wijzen op de interessante paradox dat het versoepelen c.q. verbeteren van het ego/de persoonlijkheid heel goed te verenigen met het streven naar ego-loosheid in oosterse wijsheid tradities. In beide benaderingen wordt gewerkt aan het oplossen van “knopen” in het ego/de persoonlijkheid, maar met een verschillend doel. Als Gestalt met de bril van Wollants c.s. wordt gezien als wetenschappelijke methode om rigiditeiten in de persoonlijkheid weg te nemen blijft de afwezigheid in deze visie op Gestalt van een spirituele dimensie. Dat wordt m.i. zichtbaar als de therapie gaat over de grote levensvragen rondom lijden en sterven. Daar hebben wijsheid tradities iets te bieden dat therapie, inclusief Gestalttherapie, niet kan en ook niet wil bieden.
Door: Paul ter Weijde
[1] Dit gaat samen met een westers materialistisch mens- en wereldbeeld: de mens is ten diepste zijn lichaam, de werkelijkheid is materieel. De fysieke dood is het einde van alles. Betekenis geven over de grens van de dood is niet mogelijk.
[2] Brian O’Neill, Our Search for Meaning, Essays on Spirituality and Gestalt Therapy, 2012
[3] Deze tradities hebben gemeen dat het mens- en wereldbeeld niet materialistisch is: voor Christenen is de essentie van het menszijn een onsterfelijke ziel, voor Boeddhisten de onaantastbare Boeddhanatuur. De werkelijkheid van de mens is geestelijk. Dit maakt het mogelijk in deze visies om betekenis te geven over de grens van de fysieke dood. In het westerse materialistische perspectief is de fysieke dood het einde van alles.